Flora en Fauna

Natuur_floraenfauna2

Door de verschillende grondsoorten (droge zandgrond en natte veengrond) is er op Eyckenstein een zeer gevarieerde natuur ontstaan. In de oudere bosvakken is daardoor een rijke onderbegroeiing ontstaan, die voor de dieren weer een goede schuilplaats biedt. Grote kans dat u reeën kunt zien.

Overal geldt: verstoor de natuur niet, verjaag geen dieren en verniel geen planten!

Onder de hoge bomen in alle verschillende soorten bosvakken ontwikkelt zich een afwisselende ondergroei van houtige planten. De meest voorkomende zijn: Lijsterbes, Vlier, Krent en Amerikaanse Vogelkers (prunus). Krent en Amerikaanse Vogelkers zijn uitheems, waarvan de laatste zich als een grote woekeraar gedraagt. Vooral in het park groeit nog Venijnboom (ook wel IJf of Taxus genoemd) en Hazelaar als onderbegroeiing. Boomsoorten die sinds begin deze eeuw sterk in opkomst zijn, zijn Vuilboom en Boswilg. De Boswilg is zelfs een nieuwkomer op het landgoed, ook al is het een inheemse soort. Samen met jonge aanplant en natuurlijke opslag biedt de onderbegroeiing een uitstekende schuilplaats voor reeën en ander wild.

Zoogdieren

F&F_Ree_

Betrekkelijk algemene soorten zoogdieren, maar zeker het vermelden waard, zijn Konijn, Haas, Eekhoorn, Egel, verschillende muizensoorten, Vos,Ree en Das. Wie in de ochtend- of avondschemering geruisloos over de paden loopt, heeft grote kans één of meer reeën te zien. Ze staan dan vaak met enkele op een aangrenzend weiland te grazen. Ook vanuit het landhuis worden ze regelmatig gezien. Zonder de reeën daadwerkelijk te zien, is het toch vaak mogelijk hun aanwezigheid waar te nemen. Ze laten op verschillende wijzen hun sporen na, zoals hoefafdrukken, hun slaapplaatsen en kleine boompjes waarvan de bast afgegeten is of beschadigd door het afvegen van hun (jaarlijks) nieuwe gewei.

F&F_Ree2

Andere voorkomende zoogdieren zijn verschillende marterachtigen, zoals bunzing en boommarter. Het doet ons goed dat ook de grootste marterachtige die ons land kent, zich op het landgoed thuis voelt, namelijk das, met z’n zwart-wit gestreepte kop en rug. Dassen zijn dieren die bij uitstek in dit soort overgangsgebieden passen. De hoge en droge zandgronden bieden gelegenheid om de uitgebreide gangenstelsels van hun burchten te bouwen, terwijl er in de lage natte gebieden veel voedsel voor ze te halen valt. Voor dit ‘woon-werk-verkeer’ leggen dassen in de nachtelijke uren vaak grote afstanden af over hun wissels (vaste routes), die soms al vele generaties in gebruik zijn. De kans om een das waar te nemen, is klein, het zijn schuwe dieren.

Tenslotte komen er nog enkele vleermuizen soorten voor. Die zijn ook voornamelijk ‘s nachts actief, als ze op zoek gaan naar insecten, die ze door echolocatie (het bepalen van de locatie van de prooi door het uitzenden van geluidsgolven die tegen hun prooidier teruggekaatst worden) opsporen. In de winter houden vleermuizen een winterslaap.

Vogels

Bosmieren

Het Eyckensteinse bos is een broedvogel rijk gebied. Een zeldzamere soort die er broedt is de Zwarte Specht. Deze komt alleen in oude loofbossen voor. Hij is van verre te herkennen aan het geluid dat hij maakt: een langgerekte gil op één toonhoogte en het kenmerkende ‘fruu fruu fruu’ in de vlucht. Verder houden verschillende uilensoorten en roofvogels zich op, zoals: Bosuil, Ransuil en Buizerd.
Zeker het vermelden waard is de regelmatige verschijning van de Raaf. Raven waren in Nederland sinds de eerste helft van de vorige eeuw uitgestorven, maar zijn in de jaren zeventig op de Veluwe opnieuw uitgezet. Ondanks een moeilijke start breiden ze zich langzaam uit en verspreiden ze zich naar andere grote bosgebieden, zoals de Utrechtse Heuvelrug.

F&F_Bosmierenhoop

Eén van de mierensoorten die op het landgoed voorkomen, is de Bosmier. Dit is een grote donkerrode mierensoort, die zich goed thuis voelt in naaldbossen. Ze zijn goed herkenbaar aan de (beschermde) mierenhopen die ze bouwen van eindeloos veel verzamelde naalden, takjes en ander organisch materiaal (zie foto). Er zijn in de Eyckensteinse bossen meerdere van deze mierenhopen te vinden. Waarschijnlijk zijn er wel zo’n 25 tot 30 (of meer) nesten op het landgoed.

Amfibiën en reptielen

F&F_Zandhagedis

Amfibieën en reptielen hebben het moeilijk in Nederland en worden in meerdere of mindere mate in hun voortbestaan bedreigd.  Op Eyckenstein voorkomende soorten zijn onder andere:

  • Amfibieën: Groene en Bruine Kikker, Pad, Kamsalamander en Watersalamander.
  • Reptielen: Ringslang, Levendbarende Hagedis en Hazelworm  (zie  afbeelding)
F&F_Hazelworm

Mossen en korstmossen

Paddestoelen

Mossen behoren tot de sporenplanten, die geen zaad voortbrengen. Op hogere randen, zoals slootranden, waar geen blad blijft liggen, komen dikke tapijten Haarmos voor (zie foto). Dit is een grote soort, die wel 10 cm hoog kan worden. In de bloeitijd krijgen de plantjes een lang steeltje met een puntmutsje erop, waar na rijping de sporen uit komen. Aan de onderzijde van boomstammen groeit Klauwtjesmos tegen de stam omhoog. Deze soort is veel kleiner dan de vorige en kent veel variatie in vorm. Nog andere voorkomende mos soorten zijn: Gaffeltandmos, Rimpelmos, Geelsteeltje en Sterretjesmos. Van deze laatste lijkt de bloeiwijze op een sterretje. Ten onrechte wordt het Haarmos ook vaak Sterretjesmos genoemd.

Ook mooie korstmossen zijn er te vinden. Korstmossen zijn echter niet verwant met mossen, maar zijn een samenlevingsverband tussen schimmels en wieren. Elke soorten combinatie hiervan heeft z’n eigen kenmerkende vormen en kleuren. De aanwezigheid van korstmossen wijzen op zuivere lucht.

Eyckenstein is een geliefd bos bij de paddenstoeldeskundigen (de mycologen). Door de afwisseling van de biotopen (leefgebieden), zoals loofbos, naaldbos en gemengd bos, kunnen er veel verschillende soorten in één gebied worden gevonden. Bovendien ligt (en staat) er veel dood hout en ander organisch materiaal in het bos, wat voor de meeste soorten onmisbaar is. Paddestoelen behoren tot de schimmels. De bovengrondse delen zijn de vruchtlichamen, die de sporen voortbrengen. De eigenlijke plant groeit onder de grond dan wel in de waardplant. Dit wordt de zwamvlok (mycelium) genoemd.

Deze meer zeldzame soorten kun je op het landgoed tegenkomen: Zwarte Kluifzwam, Witte Kluifzwam, Dunne Weerschijnzwam, Ruige Weerschijnzwam, Beukenmelkzwam, Grijsgroene Melkzwam, Russula Mayerii, Rupsendoder, Eikelbekertje, Gekraagde Aardster, Doolhofzwam, Rechte Koraalzwam, Judasoor, Pruikzwam (op oude beuken), Stekeltrilzwam of IJszwam (op stronken van gekapte Douglas), Zwavelzwam en Franjeporiezwam. Daarnaast zijn er nog vele algemene soorten paddestoelen te vinden.